Voor een eerlijke en rechtvaardige wereld zullen we allemaal radicale veranderingen moeten ondergaan. Velen van ons hopen dat de regering door middel van wetgeving en belastingen het nodige zal afdwingen. Dat zal niet (tijdig) gebeuren.
Voor sommigen is de eigen ethisch kompas voldoende; velen hebben een onvoldoende ontwikkeld ethisch kompas. Dit is één van de uitvloeisels van de steeds individualistischere samenleving, de focus op verrijking (maximale winst en groei) en de introductie van ‘zelfredzaamheid’ (red jezelf, niet een ander) onder neoliberaal beleid.
Uitgaand van het basismodel van doughnut economics startte de zoektocht bij de validatie van het model: Werkt die visualisatie op persoonlijk niveau? Of is de persoonlijke donut eigenlijk synoniem of equivalent aan onze ecologische voetafdruk, dus overbodig? Dit leidde bij de werkgroep rond Zoe Gilbertson tot onderzoek naar Beslissingswielen. Sommige Britse raden gebruiken die al voor de impactmeting van hun besluiten: zij maken positieve en/of negatieve gevolgen van beslissing zichtbaar.
Zou dit model kunnen helpen om onze eigen (keuze)dilemma’s te helpen achterhalen? Je begint er waarschijnlijk alleen maar aan als je al een soort intern ecologisch moreel kompas hebt. Wat helpt jou dan in actie te komen bij een complexe keuze? Is het – in het verlengde – ook fair om die vraag aan mensen te stellen die onder het sociaal fundament zitten? (Hier gaan we nu nog niet op in.) Afhankelijk van de situatie hebben persoonlijke doelen en normatieven behoorlijk impact op de parameters.
In de eerste versie van ZG Personal is de spanning tussen ecologische en sociale limieten nog niet verwerkt. Dit is wél relevant voor het verminderen van onze persoonlijke impact. Acties die het milieu positief kunnen beïnvloeden en verandering stimuleren zouden moeten worden aangemoedigd!
Mogelijk zijn er parallellen met modellen voor specifieke vakgebieden, zoals b.v. voor kunstenaars te vinden. Basis daarbij is Waarderend Oordelen.
Iedereen moet offers brengen; hiermee zullen we op andere vlakken winnen. Voelen we op het noordelijk halfrond wel goed, hoeveel meer offers op het zuidelijk halfrond nu al gebracht worden?
Voor het model is voor parameters gekozen, waar we als individuen zeggenschap over hebben. Immers, anders is er geen aanleiding tot persoonlijke actie.
Deze eerste iteratie heeft nog verdere ontwikkeling nodig. Mensen kunnen bijvoorbeeld ook hun eigen parameters creëren en daar hun donut op bouwen, dus een variatie maken op het model, passend bij de eigen situatie en eigen doelen. Stel daarvoor persoonlijke doelen vast die je regelmatig kunnen evalueren.
Deze gedachtenlijnen vragen eigenlijk direct om verbinding met de IDG’s (Individual Development Goals). De IDG’s bouwen op het raamwerk van de volgende vijf dimensie: Zijn – Relatie tot Zelf, Denken – Cognitieve kwaliteiten en vaardigheden, Verbinden – Verbinding met anderen en de wereld, Samenwerken – Sociale vaardigheden en Handelen – Verandering sturen. Bij iedere dimensie hoort een set van specifieke competenties; en juist hierin vind je de verbinding met de vraagstellingen onder de persoonlijke donut.
Bron: IDG Hub Achterhoek
Wil je zelf experimenteren? Via de link vind je de template voor een persoonlijke donut.
Vanuit het standpunt van Doughnut Economics zijn er vijf ontwikkelfundamenten voor bedrijven relevant in de 21ste eeuw: 1 Purpose – Het Doel (bestaansrecht; bijdrage aan de maatschappij)
Wat biedt het bedrijf aan mens en maatschappij, lokaal en mondiaal?
2 Networks – Netwerken (samenwerkingen en verbindingen)
Welke regionale en mondiale netwerken zijn relevant? Vakinhoudelijk/ondersteunend?
3 Governance – Bestuur (bestuurlijke keuzes in de onderneming)
Wat is de leidraad voor besluiten? Zorg voor medewerkers, netwerk, veerkracht?
4 Ownership – Eigendom (eigenaarschap)
Welke (maatschappelijke) verantwoording komt eigendom en bestuurstaken?
5 Finance – Financiën (financiering, waardemodel)
Hoe ontspannen is de financiële situatie? Waar heeft men last van? Waar heeft men baat bij?
Het Doel Het doel van een bedrijf is fundamentele reden voor zijn bestaan. Dat is iets anders dan “maximale winst”.
Idealiter is het doel afgestemd op de behoefte van de maatschappij, van de mensen en vertaalt zich naar woorden, daden, (interne) cultuur, de wijze van besluitvorming. Het doel is gestoeld op interne waarden, b.v. gezonde producten, regeneratieve producten/diensten, transformatieve ontwikkeling willen aanbieden.
Het verkennen van het doel van een bedrijf via Donut Economics betekent het stellen van vragen zoals:
Wat is de kloof tussen het verklaarde doel van het bedrijf en de dagelijkse cultuur en de daadwerkelijke operationele impact?
Als je een gewenst doel zou schrijven vanuit een Donut-perspectief, in plaats van vanuit een financieel perspectief, wat zou dat dan zijn?
Netwerken Bedrijven creëren en maken deel uit van meerdere netwerken. Afhankelijk van het doel bepaalt een bedrijf hoe het zich verhoudt tot al deze relaties en netwerken. Bijvoorbeeld of prijzen of ethische principes leidend zijn voor contact en afspraken. Werkt men aan relaties voor de lange termijn, streeft men vergelijkbare waardes na, heeft men oog voor impact.
Om een bredere economische transformatie te bewerkstelligen is een krachtig en ambitieus (sector)verbond nodig: Alleen zo zullen pioniers opvolging in groter verband krijgen; voorbeelden zijn Fairtrade communities.
Het verkennen van de netwerken van een bedrijf via Donut Economics betekent het stellen van vragen zoals:
Hoe bereikt men langdurige, geëngageerde partnerschappen met gelijkgestemde leveranciers en andere commerciële partners?
Hoe gaat men zich aansluiten bij en ondersteunen van progressieve netwerken van bedrijven die samenwerken en bepleiten om noodzakelijke transformaties te bewerkstelligen?
Bestuur Het bestuur staat hier voor het identificeren van wie de macht, verantwoordelijkheid én bevoegdheid heeft, en wie beslissingen neemt. Binnen de governance is transparantie over besluiten en impact cruciaal.
Een voorbeeld van innovatie op het gebied van bestuur is de organisatie van brede vertegenwoordiging van belanghebbenden middels aandeel in het bedrijf: milieu, gebruikers, buren, personeel, investeerders en commerciële partners en aansturing op balans ervan. Hiermee creëer je een missie-gecontroleerde, ipv een profijt gedreven bestuur.
Het verkennen van het bestuur van een bedrijf via Donut Economics betekent het stellen van vragen zoals:
Wie moet er in het bestuur plaatsnemen? Wie vertegenwoordigt de belangen van iedereen die door het bedrijf wordt geraakt?
Hoe gaat het bestuur om met afwegingen tussen ecologische, sociale en financiële doelstellingen?
Hoe moeten besluitvormingsprocessen omgaan met transformatieve ideeën?
Eigendom Eigenaren van een bedrijf hebben doorgaans de macht om te beslissen wat het doel en de doelstellingen van het bedrijf moeten zijn. Variërende eigendomsmodellen hebben behoorlijk impact op de ruimte van bedrijven om sociale en ecologische doelen na te streven. Bedrijven kunnen eigendom zijn van individuen en families, van stichtingen en trusts, van werknemers en boeren, van durfkapitaal- en private-equityfondsen, of een mix ervan.
Er is een breed scala aan eigendomsvormen ontstaan om bepaalde sociale of ecologische doelen na te streven, zoals het coöperatieve model en employee-eigendomsmodellen. Eén model dat steeds meer belangstelling trekt is het Steward Ownership-model. Stewards hebben stemrecht en zijn betrokken bij de dagelijkse leiding van het bedrijf (bijvoorbeeld werknemers). Daarnaast worden gouden aandelen gegeven aan degenen die geen financieel belang in het bedrijf hebben en die prioriteit kunnen geven aan het overkoepelende doel van het bedrijf. Vaak zijn gouden aandelen in handen van stichtingen die een sociaal of ecologisch doel ten grondslag hebben.
Het onderzoeken van het eigendom bij een bedrijf via Donut Economics betekent het stellen van vragen zoals:
Welke verwachtingen hebben eigenaren van de ecologische, sociale en financiële prestaties van het bedrijf?
Welke stakeholders kunnen mede-eigenaren worden? En hoe kunnen stemrechten onder de eigenaren het beste worden verdeeld om het doel te beschermen?
Financiën De relatie die een bedrijf heeft met zijn investeerders en andere financiers kan zijn ruimte om regeneratieve en distributieve strategieën na te streven diepgaand blokkeren of ontsluiten. De financiële prestatie-indicatoren die met/binnen het bedrijf worden afgesproken, bepalen de besluitvorming over de manier waarop producten of diensten worden ontwikkeld en aangeboden. Dit kan ideeën mogelijk maken of tegenhouden: kosten willen maken voor duurzaamheid, producten betaalbaar willen houden, oog hebben voor impact op milieu en gezondheid, bijvoorbeeld. Bestaande productie vraagt om andere kaders dan focus op innovatie. De manier waarop een bedrijf wordt gefinancierd is van cruciaal voor alle bovenliggende vraagstukken.
Praktijkvoorbeelden zijn winstdeling met werknemers of vast besteden van een deel van de winst aan een goed doel of een verbonden stichting.
Het verkennen van de financiering van een bedrijf via Donut Economics betekent het stellen van vragen als:
Hoe wordt het bedrijf momenteel gefinancierd, en wat niet?
Wat verwacht en vraagt de financiële sector?
Moeten de marge-eisen worden aangepast om transformatieve ideeën mogelijk te maken?
Hoe kan herinvestering mogelijk worden gemaakt? Moet er een dividendplafond komen?
Wat is een redelijk rendement voor beleggers; hoe kan dit worden beheerd om het doel te behouden?
Tot slot De vijf lagen van bedrijfsontwerp die hierboven zijn benadrukt, zijn nauw met elkaar verbonden. Het heroverwegen van de eigendomsstructuur van een bedrijf zal bijvoorbeeld waarschijnlijk het bestuur en de manier waarop het wordt gefinancierd opnieuw vormgeven. Het betekenisvol herformuleren van het doel zal aanzienlijke veranderingen vereisen in de meeste andere ontwerplagen. Het bovenstaande raamwerk nodigt uit tot een holistisch perspectief op het diepgaande ontwerp van het bedrijfsleven, waardoor bedrijven mogelijke inhoudelijke veranderingen in de vijf ontwerplagen kunnen identificeren.
De focus van herontwerp zal anders zijn voor start-ups, grote bedrijven, familiebedrijven en bedrijven die zich al als ‘ethische’ bedrijven identificeren. Veel ethische bedrijven hebben bijvoorbeeld een model van ‘welwillende oprichters’, waarbij ze vertrouwen op de oprichter als controlerende eigenaar om ervoor te zorgen dat het bedrijf zijn doel behoudt. Het behouden van een sleutelrol voor de oprichter kan in dergelijke gevallen belangrijk zijn, waarbij herontwerp de inspanningen versterkt om het doel na te streven zonder uitsluitend op de oprichter te vertrouwen op het gebied van bestuur. Voor andere ethische bedrijven kunnen de kernproducten en -diensten van het bedrijf zelf de grootste focus van zijn missie zijn (bijvoorbeeld het leveren van biologisch voedsel). Door ervoor te zorgen dat het ontwerp dit centrale doel verankert, kun je ervoor zorgen dat toekomstige producten of diensten consistent blijven met dit doel.
Voor familiebedrijven moet het herontwerp zich wellicht richten op het behouden van een rol voor de familie en tegelijkertijd op het verbreden van het bestuur en het eigenaarschap om de waarden en de erfenis van het bedrijf te versterken. Voor grotere bedrijven kan het van cruciaal belang zijn om ambitie en innovatie binnen het hele bedrijf te ontsluiten. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden bereikt door senior medewerkers die over een zinvolle inzichten beschikken om het ontwerp van het bedrijf te beïnvloeden, samen te brengen met mensen die transformatieve ideeën bedenken die doorgaans niet worden goedgekeurd.
Door het bedrijfsontwerp te transformeren met behulp van dit raamwerk kunnen een aantal doelstellingen voor een bedrijf worden bereikt: Ten eerste kan het ervoor zorgen dat de business een duidelijk doel heeft dat consistent is in het hele ontwerp en kan regeneratieve en distributieve doelen en praktijken in zijn DNA verankeren. Ten tweedekan het de missie borgen en de erfenis van het bedrijf beschermen. Ten derde kan het het bedrijf in staat stellen veerkrachtige partnerschappen te ontwikkelen met leveranciers, partners, gemeenschappen, personeel en anderen. Het ontwerp kan langetermijnverbintenissen verankeren die cruciale relaties helpen beschermen. Ten vierde kan het investeringen ontsluiten die essentieel zijn voor de langetermijn-relevantie en impact van het bedrijf. Het ontwerp kan opzettelijk een langetermijnperspectief bevorderen en interne investeringen bevorderen.
Voorbeelden zijn te vinden bij bedrijven die eigendom zijn van en bestuurd worden door kerken, non-profitorganisaties, coöperaties, clubs, stichtingen, universiteiten, gemeenschappen en meer. Door de geschiedenis heen hebben deze als alternatief gediend voor het idee dat het bedrijfsleven in de eerste plaats bestaat om maximale winst te creëren en zo de particuliere rijkdom van de eigenaren te laten groeien. Onlangs zijn er nieuwe ontwerpen – zoals sociale ondernemingen, platformcoöperaties, voordeelbedrijven en rentmeestereigendom – ontstaan die zich aansluiten bij het eeuwenoude coöperatieve model, de inspiratie voor veel opkomende modellen voor een ondernemingsontwerp. Sommige van deze nieuwe ontwerpen zijn vastgelegd in specifieke juridische vormen die een bedrijf kan aannemen (variërend tussen rechtssystemen en rechtsgebieden). Andere worden geverifieerd door certificerings- of ledenorganisaties (bijvoorbeeld nationale of regionale sociale ondernemingen en coöperatieve organisaties).
Zoals de statisticus George Box ooit zei: “alle modellen zijn verkeerd, maar sommige zijn nuttig”. Dit geldt ook voor het hierboven beschreven raamwerk van Purpose, Networks, Governance, Ownership en Finance. Het raamwerk kan zeker nuttig zijn om de manieren te identificeren waarop bedrijven worden weerhouden van het nastreven van regeneratieve en distributieve ideeën, en de manieren waarop deze ideeën kunnen worden ontsloten door veranderingen in hun diepgaande ontwerp.
In holistische oplossingen de complexiteit van ecosystemen aanvaarden Interview met Dyon Temming (2022)
Dyon verbleef meerdere jaren in het buitenland. In die tijd heeft hij zich verdiept in het klimaat en heeft uitgezocht wat het voor hem betekende en hoe hij zich daartoe wilde verhouden. Het is best ingewikkeld, zich persoonlijk tot zo’n groot thema te verhouden.
Dyon helpt nu mensen in het buitengebied om een goede inpassing van hun erf in het landschap te realiseren. Daarbij maakt hij vaak een cross-over naar voeding voor dieren maar ook naar voeding voor mensen. Want alles hangt samen. Op de plek waar je woont, woon je niet alleen; je woont daar met allerlei andere organismen. In de ecologie heeft alles wel zijn functie. De ene is een opruimer, de ander een creator.
De mens functioneert als onderdeel van het ecosysteem. We begrijpen er nog veel te weinig van, om het ‘maakbaar’ te maken. Het dominante wereldbeeld in de westerse wereld, onder de westerse, laat-Griekse, vroeg-christelijke filosofieën is, dat er een soort ordening in de natuur is, met bovenaan de mens en daarboven hangend het godensysteem. Toen we na de verlichting God een beetje zijn kwijtgeraakt waren wij als mens oppermachtig en stond alles in dienst van de mens. Leek het.
De zoektocht nu naar de balans is: Wat kun je als mens maken en wat moet je als mens laten. Dat is geen makkelijke opgave omdat het moeilijk is om je als onderdeel van een systeem te zien terwijl heel de cultuur erop gericht is geweest dat jouw omgeving in dienst staat van die menselijke cultuur.
Met die landschappelijk inrichting van de erven probeert Dyon daar toch een balans in te vinden en ook nog wat ruimte te laten voor spontane natuurlijke processen. Of eigenlijk, juist die voorwaarde te creëren dat je die natuurlijke processen kunt laten plaatsvinden op die erven, en het (locale) ecosysteem daar baat bij heeft.
De grootgrondbezitters in NL zijn toch voornamelijk de boeren, de landgoedeigenaren en in zekere mate ook de Waterschappen, Rijkswaterstaat en de overheden. Dyon richt zich vooral op de boeren omdat die in een lastige positie zitten. Ze liggen van alle kanten onder vuur, ook vanuit de overheid, waarin segmentarisch problemen gesignaleerd worden. Die moeten vervolgens opgelost worden, waarbij de boer als schuldige wordt aangewezen en niet als deel van de oplossing maar als een probleem. Er wordt geroepen: Los het maar op voor ons als maatschappij!
Dyon denkt dat de boeren de sleutel in handen hebben voor de grote maatschappelijke problemen van dit moment, zoals klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Los van hoe we gekomen zijn tot het probleem nu. Hij is opzoek naar die samenhang. Hoe kan dit werken in het huidig neoliberale systeem? Zodat er ook een inkomen ontstaat voor boeren, wanneer zij bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke systemen. Een dergelijke vorm noemt men ook wel ecosysteemdiensten.
Een voorbeeld: De opslag van CO2 is iets dat al lang speelt. Bomen slaan CO2 op in hun houtige delen. Bomen zorgen voor een hogere CO2 opslag in de bodem omdat ze jaarlijks haarwortels maken maar ook jaarlijks weer laten afsterven. Water zou hier samen met CO2 een ecodienst kunnen zijn. In de huidige klimaatveranderingsproblematiek is extreme droogte of juist te veel water ook een probleem dat ondertussen onder de aandacht ligt. Eigenlijk zou je op grotere schaal, niet eens op bedrijfsniveau maar op gebiedsniveau, oplossingen hiervoor kunnen bedenken. Bijvoorbeeld door verhogen van organische stoffen in de bodem, het beplanten van waterlopen met deels vrucht gevende gewassen waarbij het tempo van het water wat getemperd wordt. Deze buffers worden in het buitenland al veel toegepast tegen erosie. In NL zouden we daarmee ook de afvoersnelheid kunnen reguleren en tegelijkertijd zou dit voedsel kunnen leveren; inkomsten voor de boeren. Het land kan dan in twee functies voorzien. Voedselproductie èn droge voeten in natte periodes of juist voldoende water voor de voedselproductie in droge periodes. In NL zijn we nog niet zover dat we daar al een markt voor hebben. De maatschappij betaalt nog niet voor dat soort diensten maar er wordt wel een kentering gezien.
Eén van Dyon’s speerpunten is agroforestry. Dat is een meer holistische blik op landbouw maar ook op de grote klimaatproblematiek, biodiversiteitsproblematiek èn de sociaaleconomische problematiek van het platteland op dit moment. Agroforestry is iets anders dan voedselbossen. In Agroforestry probeert men d.m.v. integreren van bomen in bedrijfssystemen een steviger verdienmodel voor boeren neer te zetten en daarmee ook maatschappelijke problemen of klimatologische problemen op te lossen. Er gebeurt echt wel wat op dat gebied. Vooral in die minder gefragmenteerde samenhangende oplossingsrichtingen. Dat daar muziek in zit is mooi, al is het lastig omdat onze hele planologische juridische regelgeving heel erg segmentarisch is. Pioniers lopen op juridisch planologisch vlak in de ontwikkeling van een bedrijf tegen beperkingen aan, terwijl de hele maatschappij en politiek schreeuwt om oplossingen in die richting.
De pioniers zullen de problemen eerst moeten aankaarten en dan zijn ze al gauw een paar jaar verder voordat de bestuurlijke remmen ook opgelost zijn op een schaal die zoden aan de dijk zet. Het feit is wel dat er op veel vlakken aan gewerkt wordt.
Een ander thema is voeding en energie.
We kunnen, doordat we moeten eten om te kunnen blijven bestaan, niet ontkennen dat we onderdeel zijn van onze omgeving. Dyon probeert bij mensen bewustwording te creëren over wat zij als voeding tot zich nemen en daarmee de link te leggen naar de eigen natuurlijke omgeving. In projecten met mensen die door de arbeidsmarkt niet worden gezien wordt voedsel geproduceerd op een logische wijze. Op biologische wijze, ook al heeft men dit keurmerk niet. Daarmee ontstaat ook een gunstigste leefomgeving voor allerlei diertjes. Je accepteert dat je samenleeft met andere dieren. Je produceert en verkoopt je voedsel lokaal.
Buitensluiten van veel machinerie zorgt ervoor dat mensen moeten samenwerken. De sociale interactie wordt groter; zij leren weer om gaan met andere mensen. Ze leren over gezonde voeding en het bereiden en verwerken van voeding. Als je een goede maaltijd op tafel kunt zetten dan wordt het ook leuk om mensen uit te nodigen; je hebt een skill ontwikkeld waar je trots op kunt zijn. Op die manier probeert men binnen de projecten ook sociale inclusie middels voedselvaardigheden voor elkaar te krijgen. Dat gebeurt nu op verschillende plekken in Winterswijk en Harreveld.
Dyon ziet zichzelf als een kwartiermaker. Hij helpt de boel op te zetten, de netwerken te bouwen. En laat los wanneer het kan. Dat alles door de bril dat we een onderdeel zijn van het ecosysteem en dat we leven bij de gratie van het ecosysteem. Daar heb je eigenlijk wat in de Donut Economie de planetaire grenzen zijn. Voor het sociaal fundament moet je voldoende inkomen kunnen genereren om in je bestaan te voorzien en aan de andere kant moet je wel wat produceren om in die economische bandbreedte te blijven. Mooie voorbeelden hoe de Donut Economie functioneert.
In de maatschappij waarin we leven moet je al een flinke opleiding genoten hebben om mee te kunnen doen.
Je moet kunnen lezen en schrijven. We denken dat dat allemaal basisdingen zijn maar dat zijn technologieën die we tot ons genomen hebben en die ontwikkeld zijn. Het duurt lang, het duurt zomaar een paar jaar voor dat je leert lezen en schrijven. Als je daarin niet mee kan komen heb je al gauw een afstand tot wat als norm is benoemd om in je leven te kunnen voorzien.
Wij bieden positieve uitzonderingen voor mensen die een bepaald talent hebben waardoor zij kunnen compenseren voor de zaken die zijn niet hebben. In feite is dat bij iedereen zo. Lijdt het benoemen van het anders zijn tot betere resultaten behalve dan dat je weet dat je anders bent? Misschien moeten we juist benoemen waar talenten liggen.
Er is veel over nagedacht van wie de zee is.
Als je ervan uitgaat dat die van zichzelf is, zou je aan de zee moeten vragen of je er overheen mag varen. Dat is een beetje een gekke benadering omdat we niet gewend zijn om dat te doen. Je ziet het wel bij volkeren die wat meer geïntegreerd leven met de natuur, waar ze wel jagen maar waar ze heel goed weten tot hoever ze daarin kunnen gaan om een bepaald evenwicht met hun omgeving in stand te houden.
Er was altijd een hele spirituele relatie met de omgeving om te verklaren wat je allemaal overkomt en wat er gebeurt. De spiritualiteit zat ook in bepaalde omgangsnormen. Niet alleen tussen mensen maar ook met de omgeving waardoor die precaire balans die er is in je omgeving in stand blijft. Dat zijn wij wel behoorlijk kwijtgeraakt. Als het niet te meten is, bestaat het niet. Het is niet bewezen dus het is niet zo. Wij leven heel erg in ‘een meten is weten’ maatschappij. Zeker in het westen, waar overal technologie het leven beheerst, is meten = weten.
Maar hoe is het dan met de dingen die je niet kunt meten, zoals bv. verdriet of geluk?
Wij luisteren te weinig naar onze instincten. Meten beperkt zich vaak tot 1 verzuild onderwerp. De omgeving van ons menszijn wordt door een heel netwerk van factoren beïnvloed.
Doordat men meet op een bepaald onderwerp, komt nu naar voren dat stikstof een probleem is. We moeten die stikstof als crisis bezweren. Koolstof is ook een probleem, we moeten de koolstofcrisis bezweren. Het is goed dat men een schuldige kan aanwijzen want dan kun je er wat aan doen. Maar kijken we verder dan onze neus lang is, dan is het niet de stikstof of de koolstof die het probleem zijn. Het probleem is de leefwijze die wij ons aangemeten hebben, waarin we meer nemen dan dat we te geven hebben. De balans raakt verstoord op aarde. We hebben het over een klimaatcrisis die waarschijnlijk een biodiversiteitscrisis is.
We hebben de laatste 10.000 jaren de landbouw kunnen ontwikkelen en daardoor ook steden kunnen bouwen. Die steden bestaan bij de gratie van de landbouw omdat men niet meer rond hoefde te trekken om voedsel te zoeken. Dat heeft zich ontwikkeld en ontwikkeld en dat is een heel complex, ingenieus systeem geworden. Voedsel produceren, energie produceren en dat elders consumeren, in de stad. Vervolgens gingen de mensen in de stad andere dingen doen. We zijn als mensheid gaan over-consumeren.
Er is sprake van een stad en land paradox. In die steden wonen mensen die moeten eten en die energie nodig hebben. De stad is groter geworden omdat het land in voeding en energie (brandhout, turf) kon voorzien. De directe relatie met de omgeving is verdwenen waardoor wij in een stad wonen wat een soort luilekkerland is omdat altijd van alles beschikbaar is via supermarkten, kledingwinkels enz. We kennen geen tekorten meer sinds de jaren 60. Er is geen besef meer van seizoenen, je kan in februari aardbeien eten.
Terwijl wij in de stad in een luilekkerland wonen zijn de mensen die in het buitengebied voedsel produceren in een soort wereldwijde prijzenoorlog verzeild geraakt waar voedsel produceren voor de wereldmarkt de norm is geworden.
70% van de wereldbevolking wordt gevoed door kleine boerderijtjes die juist nog wel die relatie tussen stad en land hebben en niet in zo’n log economisch en logistiek systeem verwikkeld zijn. We hebben een groot probleem op landbouw niveau maar dat gaat maar over 30% van de voedselproductie op wereldniveau. Het is toch eigenlijk gek dat we in NL zitten met een stad-land paradox die niet meer een relatie hebben tot elkaar. Eigenlijk hebben we nu een stad-wereldmarkt paradox.
Dat verandert als je kunt inzetten op lokale voedselproductie door familiebedrijven. De meesten hebben hier tussen 20 en 80 ha grond tot hun beschikking. Stel we gaan weer voedsel produceren voor de eigen omgeving en we gaan dat economisch maar ook logistiek faciliteren, dat jij die boer die jouw voedsel produceert kent; dan kijk je er heel anders tegenaan, dan ga je anders mee om. Als jij dan ook nog eens beste klant bent van die boer, dan kun je ook nog wat vinden van zijn productiemethodes. Nu produceert die boer voor de wereldeconomie heel anoniem en moet hij gewoon zoveel kg melk leveren anders verliest hij zijn bonus. Hij krijgt er een paar plusjes bij als hij een houtwalletje aanplant.
Het is onderdeel van de gedachte dat je dus samenhang op sociaal niveau creëert en daarmee ook de relatie met de stad, land en buitengebied benadrukt. Hierdoor gaan mensen in de stad anders kijken naar wat er op het platteland gebeurt en ook dat de plattelander anders kijkt naar de wensen vanuit de klanten: de mensen in de stad. Een soort inter-afhankelijkheid op de menselijke schaal is heel positief voor een goede relatie met elkaar én met je omgeving.
Je kan niet terug naar vroeger, je moet in dit geval vooruit naar vroeger.
Je moet vooruit van een bestaande situatie naar een situatie die je op dat moment beter lijkt. Regionale producten passen veel beter bij ons systeem, onze vertering, dan die producten die we van ver halen. Als het gaat over gezondheid dan is voeding de eerste bescherming die je krijgt tegen allerlei kwalen. Moderne ondervoeding – je kan moddervet zijn maar toch ondervoed zijn. We kunnen een heleboel slechte dingen eten en een vol gevoel hebben maar ons lichaam van alle kanten tekortdoen.
Dyon ziet, als het gaat over agro-ecologische ontwikkelingen, en ook op sociaal gebied, dat er in de bubbel waarin hij leeft, steeds meer mensen op een andere manier naar hun omgeving kijken. Dat het wereldbeeld van ‘de mens boven alles’ een beetje losgelaten wordt en het besef groeit dat we onderdeel zijn van het systeem. Dat we, om ons zelf te kunnen handhaven op deze planeet, op een andere manier moeten omgaan met onze planeet en niet alleen als grondstoffen bron maar als leefwereld.
Dit Artikel is eigenlijk al 3,5 jaar oud … De vraag om over écht fundamentele keuze na te denken ontstond tijdens corona, zeker ook voor onze regio, de Achterhoek. Nu, 3,5 jaar later zijn er enkele voorzichtige schemeringen aan de horizon. De vraag zelf staat er echter nog steeds…
Er bestaat een nieuw economisch model voor de 21ste eeuw Het is helemaal geen nieuws meer, dat we in allerlei opzichten tegen grenzen oplopen: economische, ecologisch en ook in sociaal opzicht. Iedere keer weer proberen we puzzelstukjes los van elkaar op te lossen, terwijl we heel goed weten, hoe intens alles met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk is. Dat werkt niet meer. Het goede nieuws is: er zijn alternatieven! Zoals werken met het model van Doughnut Economics van Kate Raworth.
Amsterdam maakte in april 2020 de keuze, om voor de duurzame ontwikkeling van de stad het model van Doughnut Economics van Kate Raworth te volgen. Amsterdam – Circulaire stad in 2050 is daarop gebaseerd. Normaliter zou ik niet zo gauw zeggen, dat we in de Achterhoek Amsterdamse keuzes moeten overnemen. Het zou een slimme keuze zijn!
Zijn we net zo smart in de Achterhoek? Of misschien zelfs een beetje smarter?
Doughnut Economics in de Achterhoek? Nu vraag je je misschien af, wat is het model van Doughnut Economics en hoe werkt dat? En wat winnen we daarmee? Wat wint de Achterhoek wanneer ervoor wordt gekozen het Donut model als leidraad te nemen? Met het antwoord hierop zou je boeken kunnen vullen. Dus alle toelichting hieronder stipt het thema alleen maar aan; er zal meer nodig zijn dan enkele A4’tjes. Roept het stuk vragen bij je op? Stel ze vooral! Zo kunnen we samen antwoorden vinden. En voor de hele korte weg: Een heel beknopte uitleg over hoe het Donut model in de basis eruitziet en hoe je daar werk van kunt maken is onderaan deze tekst te vinden (als je er nog niet zo bekend mee bent).
Is de Achterhoek klaar voor de keuze voor het Doughnut model? Is de Achterhoek als regio er klaar voor te kiezen voor Doughnut Economics als basismodel en daarmee (nog steeds) een voorlopersrol op zich te nemen? Er zijn ambities op terrein van smart industry en groene landbouw en heel wat andere terreinen. De Achterhoek wil zich graag als innovatief en creatief profileren. Hoe gaaf zou het zijn de volgende stap te zetten en voor een integraal nieuw model te kiezen en – net als Amsterdam – duurzaamheid op alle vlakken bij elkaar te brengen: maatschappelijk, ecologisch, economisch?
Het opstellen van een regionaal – specifiek voor de Achterhoek – samengesteld Donut-model laat in één oogopslag zien, op welke thema’s nog sociale vraagstukken liggen en op welke ecologische issues actie is vereist. Vanuit dat inzicht én met name de samenhang tussen beiden kunnen heel concrete actielijnen worden opgesteld, die daadwerkelijk invulling geven aan een op alle vlakken duurzame Achterhoek. Kate Raworth geeft in haar model 7 stappen aan (nieuwe denkrichtingen en handelswijzen), die vooral ook een ding duidelijk maken: Je moet niet eerst ‘verdienen’ voordat je in duurzaamheid kunt investeren. Of andersom gesteld: als je niet op alle vlakken in duurzaamheid investeert – dat hoeft niet altijd in geld, vaak is het maken van slimme keuzes al genoeg – dan wordt de rekening daarvoor misschien niet hier lokaal, maar ergens op deze planeet betaald. We kunnen niet langer blijven profiteren van een mondiale economie en niet na willen denken over de effecten ervan hier én elders. De actie in 2020 van “Koop lokaal” is daar al een hele goede stap in, ook al is het meer ingegeven vanuit de steun aan elkaar dan vanuit overwegingen wat het voor anderen elders betekent. Kleine stappen, zo komen we vooruit.
Anders gezegd, het Donut model geeft behalve focus op de regionale ontwikkeling ook de ruimte, om voor uiteenlopende vraagstukken dezelfde, bij de 21ste eeuw passende leidraad te gebruiken op een eenvoudige, aansprekende manier. Het zou helderheid geven over de impact van alle regionale activiteiten, op de mensen, de samenleving inclusief de onderliggende economie, maar ook op leven en lijden buiten de grenzen van deze regio. Je wordt veel bewuster van de effecten van keuzes die hier worden gemaakt in kader van bijvoorbeeld een transport hub, smart hub, retail, toerisme etc.
Het model kent door zijn internationale toepassing nog een ander voordeel: Er is direct een goede benchmark voor je successen en effecten beschikbaar.
Alleen, is de Achterhoek, zijn wij in de Achterhoek bereid om daadwerkelijk voor een hedendaags economisch model te gaan en écht andere keuzes te maken?
De sociale cohesie is hier groot, maar ondanks alle innovaties en creativiteit worden toch regelmatig behoorlijk conservatieve besluiten genomen, liggen er nog steeds conservatieve denkpatronen dik bovenop. Even voor de goede orde: behoud van tradities is iets anders dan conservatief denken, maar dat is dan ook een heel ander verhaal. Zo zou je in de randstad, in Amsterdam het niet meer kunnen bedenken, dat een promofilm voor de regio wordt gemaakt met 62% witte mannen in ‘belangrijke rollen’ en de 33% vrouwen, die erin voorkomen, vooral op de klassieke rollen en functies worden getoond. Dit is in 2020 absoluut niet met verkeerde bedoelingen neergezet – daar ben ik van overtuigd. Het laat gewoon zien hoe ingebakken deze patronen nog steeds zitten – het valt de makers namelijk niet eens op.
Je zou ook kunnen vragen: kan de ambitie het winnen van het conservatieve?
Waar staan we nu in de Achterhoek? Thematafels van 8RHK ambassadeurs buigen zich over heel wat onderwerpen. In het algemeen wordt vanuit de oude economische modellen gedacht. Met oude modellen wordt hier bedoeld: (permanent) streven naar economische groei, de mens tot homus economicus (alleen maar denken vanuit geldbelang) reduceren en verwachten dat er een ‘natuurlijke’ balans tussen vraag en aanbod zou zijn. Deze benadering is heel begrijpelijk: het zijn deze modellen waar iedereen economisch mee is opgevoed. Alleen, is intussen herhaaldelijk bewezen en bevestigd dat deze modellen óf zo niet werken óf gewoon niet meer passen bij deze tijd.
Problemen, die met name in de 20ste eeuw met juist behulp van deze oude economische modellen zijn gecreëerd, vragen om nieuwe denkwijzen en modellen om ze op te kunnen lossen. Zelfs Einstein zei al: als je doet wat je altijd deed zal je krijgen wat je altijd kreeg.
De thematafels zoeken naar nieuwe wegen, naar hedendaagse oplossingen. Er zit heel wat ondernemerschap, creativiteit, maar ook behoudend optreden vanuit (verouderde) beleidsregels en regelgeving. Het prettige nieuws is: regels zijn door mensen gemaakt, dus kunnen ook door mensen worden aangepast. Daarbij kun je proberen je in kaders te laten persen, die niet meer passen bij deze tijd, of – uitgaan van het tweede goede nieuws – de ruimte die er wél al is opzoeken. Immers, regelgeving is een compromis van allerlei partijen met belangen – daar zit altijd ruimte in.
En dat gebeurt ook al: de Achterhoek is aangewezen pilot-regio voor een aantal brede thema’s zoals landbouwvraagstukken. Het lijkt erop, dat tot nu de pilot-ruimte ook mondjesmaat wordt gebruikt. Op het thema Natuur, Landbouw en Voedsel, bijvoorbeeld. Daar komen we nog apart op terug.
Samengevat: Wil je iets beters, zou je smarte(re) keuzes moeten maken. Besef wel, het zal niet makkelijk worden om nieuwe modellen volledig te omarmen en oude los te laten; alleen al omdat de oude veel vertrouwder zijn.
Wat zou een regionale keuze voor Doughnut Economics kunnen betekenen? Kiezen voor de Doughnut Economics als fundament voor verdere ontwikkelingen en doelen voor de Achterhoek in haar geheel kan een duurzamere focus geven dan nu al het geval is.
Wat hebben we tijdens de afgelopen jaren binnen de Achterhoek al geleerd?
Bedrijven werken (spontaan) samen, waarbij iedereen in zijn kracht blijft.
Mensen letten op elkaar en zijn er voor elkaar, er wordt naar nieuwe vormen van naoberschap gezocht.
Steeds meer mensen realiseren zich, dat je in zal moeten leveren (alleen de bancaire sector verwacht vroeg of laat toch alles binnen te harken, lijkt het nu nog?)
Iedereen begrijpt, dat het best wel met minder kan; en dan hoeft het niet eens minder leuk te worden.
In de 3-O-verbinding wordt goed samengewerkt. En er ontbreken nog stemmen aan de thematafels; er bestaat meer binnen de Achterhoek dan de 3 O’s. Ook burgerberaden zouden een goede aanvulling zijn.
Stiekem zit daar al een behoorlijke verschuiving richting Doughnut Economics in:
Weg van concurrentie-denken, toe naar samenwerking;
Niet alles wat waarde heeft, heeft ook een prijs (+ niet alles wat een prijs heeft is waardevol);
Iedereen moet in fundamentele behoeftes kunnen voorzien;
Iedere kleine keuze mag/moet een bewuste keuze zijn;
(koop lokaal, huur ook meer een lokale dienstverleners/Zzp’er in, hergebruik zoveel mogelijk, deel, ruil, wissel uit in plaats van nieuw kopen etc.)
Sociale netwerken dragen de maatschappij [niet: de (financiële) economie draagt de maatschappij].
Hoeveel meer kun je samen bereiken, wanneer je het model helemaal omarmt? Er samen een stevig kompas voor de regio mee uitzet? Weg van de oude, niet (meer) werkende modellen?
Durf het verband te leggen tussen de welvaart hier en de sociale en ecologische ellende elders, waar we de (te) goedkope producten en grondstoffen vandaan halen. Durf te link te leggen tussen vatbaarheid voor allerlei ziektes, een natuur die uit balans is gebracht door te zware ingrepen en de dagelijkse kleine keuzes, die iedereen persoonlijk of binnen de bedrijvigheid maakt. Durf te doen, wat je van de buurman/vrouw verwacht. Doen! Praten zonder doen geschiedde al genoeg.
Het Doughnut-model biedt het allemaal, samen in één model: aandacht voor de maatschappij inclusief de economie, de mens en de planeet. Iets, wat volgens mij, goed bij de Achterhoekse mentaliteit en tradities past.
Het helpt om weg te komen uit het in kolommen denken, verzuiling binnen structuren met allemaal een specifiek onderwerp waartussen de verbinding ontbreekt. Een (onvolledig) voorbeeld? Vanuit de thematafels binnen de Achterhoek wordt zowel aandacht besteed aan Mobiliteit (en dan ligt de focus op personenvervoer: mensen laten komen waar zij willen zijn, op de juiste momenten) en circulariteit (met aandacht voor toegang organiseren tot hergebruik van grondstoffen). De zuidkant van de Achterhoek samen met de Liemers werkt aan de profilering als transport-hub tussen Nederland en het noorden van Duitsland. Spoor, weg en water komen daar bij elkaar. [Voetnoot: Een dergelijke hub is alleen zinvol vanuit een focus op mondiale economie: goederen die verzameld, vervoerd en verspreid moeten worden voor verdere productie, handel en/of gebruik; met een behoorlijke ecologische voetafdruk.] Drie aparte onderwerpen, die misschien niet eens zo zeer verscheiden zijn van elkaar? Kijken in breder verband is één van de pilaren binnen Doughnut Economics.
Kan het Donut model werken voor de Achterhoek? JA!! De Achterhoek is ambitieus. Hoe zou het zijn, wanneer het een bloeiende regio wordt, regeneratief* en inclusief voor alle bewoners (en ook bezoekers) en daarbij de ecologische grenzen van de planeet respecterend? De Achterhoek zou pionier kunnen zijn in deze transformatie, die dringend nodig is.
*regeneratief: gaat iets verder dan circulair – niet alleen hergebruiken van alle grondstoffen is van belang, maar ook teruggeven aan de planeet.
Op dit moment beschikken we nog niet over een regionaal uitgewerkt Donut-model; het Nederlands model geeft wél een goede eerste indicatie. Met een verfijnd model kun je zowel vertrekpunt (een snapshot van hier en nu) opzetten als ook je doelen in een zekere tijdslijn plaatsen.
Integratie van (burger)initiatieven, startups, dwarsdenkers, conceptontwikkelaars en experimenteerruimte is reeds vast onderdeel van de regionale ontwikkelingen. Durf te vermoeden dat de stap voor de regio Achterhoek om het Donut-model te omarmen kleiner is dan voor Amsterdam. Dat is een aanname, maar toch. We durven hier toch een challenge aan?
Hoe kan de Achterhoek een bloeiende regionale ontwikkeling neerzetten voor de Achterhoekers die zelf tot bloei komen zonder het leven en het milieu hier én elders op de planeet negatief te beïnvloeden? Een startpunt kan worden gemarkeerd door onderstaande (voorbeeld)vragen te beantwoorden.
Sociaal
Ecologisch
Lokaal
Wat zou het voor de alle Achterhoekers betekenen om zelf goed tot bloei komen?
Wat zou het voor het Achterhoekers betekenen om het welzijn van alle mensen wereldwijd te respecteren?
b.v. anders consumeren, regeneratief/circulair, impactop…
3
4
Wat zou het voor de Achterhoek betekenen om het welzijn van heel de planeet te respecteren?
b.v. van afval naar grondstof, impact consumptie/gebruik(half)producten van elders
Voor de feitelijk transformatie zijn er uiteraard meer tools nodig. Denk hierbij aan introductie van de cyclus van co-creatie.
Anne Stijkel heeft in Amsterdam de Donut Deals geïntroduceerd: het ontwerp van nieuwe producten en diensten, die de buitenring van de Donut (de ecologisch limiet) verbinden met de binnenring (sociale factoren zoals extra beschermd werk). Een fijn voorbeeld hoe je heel praktisch toepasbaar kunt maken!
Storytelling, beleid en initiatieven vinden hun weerklank in communicatie en journalistiek: het regionale verhaal is uniek én kan juist vanwege het lef tot geven van experimenteerruimte leerzaam voor anderen zijn.
Taboes horen geslecht: alleen wanneer het gesprek wordt aangaan over remmende factoren kan daaraan worden gewerkt. Andere paden durven kiezen bouwt door op vertrouwen. En dat hebben we hier gelukkig in elkaar!
Om een lang verhaal kort te maken: Het Donut model is een holistisch werkend model. Het kan zeker ook binnen de Achterhoek worden toegepast. Denken en werken vanuit deze nieuwe kompas helpt antwoorden te vinden op heel wat actuele vragen. We hoeven niet verder te zoeken. We moeten er werk van maken!
Wordt de Achterhoek de een Donut-regio? Is er voldoende ambitie? – In het algemeen: Ja.
Is er voldoende steun en toeverlaat bij elkaar? – Ja.
Is er (lokaal) kennis en lerend vermogen? – Ja.
Is er creativiteit? – Zeker weten!
Is er een gedegen diversiteit aan netwerken? – Ja, zeker!
Beginnen we voor de toonzetting met een uittreksel uit “Leven, ach! Wat zijt gij toch?” van Willem Bilderdijk: Wat verschijne, wat verdwijne, ’t hangt niet aan een los geval. In ’t voorleden ligt het heden; in het nu, wat worden zal.
Opgaan, blinken, en verzinken, is het lot van ieder dag: en wij allen moeten vallen, wie zijn licht bestralen mag.
Of de kronen luister tonen, volken, staten, bloeiend staan, langer stonde duurt hun ronde, maar hun avond spoedt toch aan.
Doch de dampen dezer rampen, doch de nevels dezer nacht, zullen breken bij ’t ontsteken van den dag waarop zij wacht.
Mocht mijn lippen dat ontglippen wat mijn brekend oog hier ziet! Mocht ik ’t zingen, en mij dringen door dit wemelend verschiet!
Het huidige (westerse) economisch systeem is obsoleet, het heeft zijn magie gedaan en is aan het vergaan, aan het verzinken; je ziet het op alle vlakken. Nog steeds worden regelmatig allerlei aparte crisissen apart benoemd, verbloemend, dat het één grote systeemcrisis is. Het huidige economisch stelsel is in zijn fundamenten meer dan 200 jaar oud; de basisschema’s ervan (maximale winst, permanente groei, vrije markt, evenwicht van vraag en aanbod) zijn nog steeds de mantra van de politiek. Terwijl al (wetenschappelijk) bewezen is dat dit niet (meer) werkt. Het neoliberalisme heeft consumptie heilig verklaard. Economische ontwikkeling staat boven maatschappelijke behoefte. Individualisme, egocentrisme, zelfvoorziening en zelfredzaamheid zijn troef; weg van sociale cohesie, omkijken naar elkaar.
Dit systeem is aan het vergaan.
Nieuwe modellen en ontwikkelingen dienen zich aan, ontsteken een nieuw vuur, een nieuw licht. Eén ervan is Doughnut Economics – nieuwe modellen voor de 21ste eeuw, van Kate Raworth. Andere zijn Betekeniseconomie of Economy of Common Goods.
Wat de nieuwe theorieën gemeen hebben: ze stellen de maatschappelijke ontwikkeling centraal; de economie is dienend hieraan. Wat de maatschappij niet nodig heeft wordt niet gemaakt, zeg maar. De mens wordt als volwaardig persoon, als sociaal en complex wezen gezien; niet alleen als consument en voordeeljager. Alles, wat van waarde is voor de samenleving telt mee. Dus ook al het vrijwilligerswerk (dat nu in het bruto nationaal product nul aandacht krijgt), het verzorgen van huishouden en kinderen (als grondsteen van de samenleving), de waarde van open source/gemeengoederen etc.
Doel achter het model van Doughnut Economics is, om een economisch systeem neer te zetten, dat zorgt voor de invulling van de mensenrechten, zoals we die internationaal met elkaar hebben afgesproken zonder de planeet te veel te belasten (onleefbaar te maken), wat o.a. in de contracten achter de Sustainable Development Goals verankert is. Hiervoor zijn fundamentele veranderingen nodig, fundamentele veranderingen, die alleen kunnen ontstaan wanneer we kiezen voor een nieuwe mindset, openstaan voor andere modellen en werkwijzen dan die, die ons als ‘wetmatigheid’ met de paplepel zijn ingegeven. We komen er alleen wanneer we durven te twijfelen aan wat nu is en nu bestaat. We komen er alleen, wanneer we welzijn boven welvaart gaat stellen. Voor iedereen.
Wat laten we los?
Wat gaat het worden?
Permanente economische groei
Een bloeiende economie
De mens als consument en telraam
De mens als complex sociaal wezen
De zogenaamde vrije markt, gericht op alsmaar groeiende welvaart (voor sommigen)
Een holistisch model, waarin economie de maatschappelijke ontwikkeling dient
Klassieke tot circulaire economie
Regeneratief design van processen, producten, structuren
Verzuiling, framing, lineair denken
Omarming van complexiteit en holistisch denken
Pas na groei is betere verdeling/herstel mogelijk
Modelontwerp is gericht op verdelen
Mensen over hun grenzen belasten
Rekening houden met wat een mens (aan)kan
We kunnen alles wat we nodig denken te hebben uit de aarde halen
Rechten voor de aarde en de natuur
Business cases
System cases
Kunnen we het ons voorstellen, dat het daadwerkelijk anders gaat worden?
Ja!!
Er zijn als zoveel pioniers aan de slag.
Steden als Amsterdam werken met Doughnut Economics als leidraad. Zoek maar op: Amsterdam Donut Coalitie.
Eilanden als Curaçao kiezen voor verdere ontwikkeling langs de doughnut lijnen
Er is een Boerendoughnut ontwikkeld door Aeres Hogeschool.
Of kijk gewoon wie allemaal meedoet aan Global Donut Day – 13 november 2023!
Initiatiefnemer. Fan van Doughnut Economics. Vragensteller. Waar liggen de kansen, welke nieuwe denklijnen helpen voor een op de toekomst gericht maatschappij en economie?