Natuur, landbouw en voedsel – deel 1

In holistische oplossingen de complexiteit van ecosystemen aanvaarden
Interview met Dyon Temming (2022)

Dyon verbleef meerdere jaren in het buitenland. In die tijd heeft hij zich verdiept in het klimaat en heeft uitgezocht wat het voor hem betekende en hoe hij zich daartoe wilde verhouden. Het is best ingewikkeld, zich persoonlijk tot zo’n groot thema te verhouden.
Dyon helpt nu mensen in het buitengebied om een goede inpassing van hun erf in het landschap te realiseren. Daarbij maakt hij vaak een cross-over naar voeding voor dieren maar ook naar voeding voor mensen. Want alles hangt samen. Op de plek waar je woont, woon je niet alleen; je woont daar met allerlei andere organismen. In de ecologie heeft alles wel zijn functie. De ene is een opruimer, de ander een creator.

De mens functioneert als onderdeel van het ecosysteem. We begrijpen er nog veel te weinig van, om het ‘maakbaar’ te maken. Het dominante wereldbeeld in de westerse wereld, onder de westerse, laat-Griekse, vroeg-christelijke filosofieën is, dat er een soort ordening in de natuur is, met bovenaan de mens en daarboven hangend het godensysteem. Toen we na de verlichting God een beetje zijn kwijtgeraakt waren wij als mens oppermachtig en stond alles in dienst van de mens. Leek het.

De zoektocht nu naar de balans is: Wat kun je als mens maken en wat moet je als mens laten. Dat is geen makkelijke opgave omdat het moeilijk is om je als onderdeel van een systeem te zien terwijl heel de cultuur erop gericht is geweest dat jouw omgeving in dienst staat van die menselijke cultuur.

Met die landschappelijk inrichting van de erven probeert Dyon daar toch een balans in te vinden en ook nog wat ruimte te laten voor spontane natuurlijke processen. Of eigenlijk, juist die voorwaarde te creëren dat je die natuurlijke processen kunt laten plaatsvinden op die erven, en het (locale) ecosysteem daar baat bij heeft.

De grootgrondbezitters in NL zijn toch voornamelijk de boeren, de landgoedeigenaren en in zekere mate ook de Waterschappen, Rijkswaterstaat en de overheden. Dyon richt zich vooral op de boeren omdat die in een lastige positie zitten. Ze liggen van alle kanten onder vuur, ook vanuit de overheid, waarin segmentarisch problemen gesignaleerd worden. Die moeten vervolgens opgelost worden, waarbij de boer als schuldige wordt aangewezen en niet als deel van de oplossing maar als een probleem. Er wordt geroepen: Los het maar op voor ons als maatschappij!
Dyon denkt dat de boeren de sleutel in handen hebben voor de grote maatschappelijke problemen van dit moment, zoals klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Los van hoe we gekomen zijn tot het probleem nu. Hij is opzoek naar die samenhang. Hoe kan dit werken in het huidig neoliberale systeem? Zodat er ook een inkomen ontstaat voor boeren, wanneer zij bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke systemen. Een dergelijke vorm noemt men ook wel ecosysteemdiensten.

Een voorbeeld:
De opslag van CO2 is iets dat al lang speelt. Bomen slaan CO2 op in hun houtige delen. Bomen zorgen voor een hogere CO2 opslag in de bodem omdat ze jaarlijks haarwortels maken maar ook jaarlijks weer laten afsterven. Water zou hier samen met CO2 een ecodienst kunnen zijn. In de huidige klimaatveranderingsproblematiek is extreme droogte of juist te veel water ook een probleem dat ondertussen onder de aandacht ligt. Eigenlijk zou je op grotere schaal, niet eens op bedrijfsniveau maar op gebiedsniveau, oplossingen hiervoor kunnen bedenken. Bijvoorbeeld door verhogen van organische stoffen in de bodem, het beplanten van waterlopen met deels vrucht gevende gewassen waarbij het tempo van het water wat getemperd wordt. Deze buffers worden in het buitenland al veel toegepast tegen erosie. In NL zouden we daarmee ook de afvoersnelheid kunnen reguleren en tegelijkertijd zou dit voedsel kunnen leveren; inkomsten voor de boeren. Het land kan dan in twee functies voorzien. Voedselproductie èn droge voeten in natte periodes of juist voldoende water voor de voedselproductie in droge periodes. In NL zijn we nog niet zover dat we daar al een markt voor hebben. De maatschappij betaalt nog niet voor dat soort diensten maar er wordt wel een kentering gezien.

Eén van Dyon’s speerpunten is agroforestry.
Dat is een meer holistische blik op landbouw maar ook op de grote klimaatproblematiek, biodiversiteitsproblematiek èn de sociaaleconomische problematiek van het platteland op dit moment. Agroforestry is iets anders dan voedselbossen. In Agroforestry probeert men d.m.v. integreren van bomen in bedrijfssystemen een steviger verdienmodel voor boeren neer te zetten en daarmee ook maatschappelijke problemen of klimatologische problemen op te lossen. Er gebeurt echt wel wat op dat gebied. Vooral in die minder gefragmenteerde samenhangende oplossingsrichtingen. Dat daar muziek in zit is mooi, al is het lastig omdat onze hele planologische juridische regelgeving heel erg segmentarisch is. Pioniers lopen op juridisch planologisch vlak in de ontwikkeling van een bedrijf tegen beperkingen aan, terwijl de hele maatschappij en politiek schreeuwt om oplossingen in die richting.

De pioniers zullen de problemen eerst moeten aankaarten en dan zijn ze al gauw een paar jaar verder voordat de bestuurlijke remmen ook opgelost zijn op een schaal die zoden aan de dijk zet. Het feit is wel dat er op veel vlakken aan gewerkt wordt.

Een ander thema is voeding en energie.
We kunnen, doordat we moeten eten om te kunnen blijven bestaan, niet ontkennen dat we onderdeel zijn van onze omgeving. Dyon probeert bij mensen bewustwording te creëren over wat zij als voeding tot zich nemen en daarmee de link te leggen naar de eigen natuurlijke omgeving. In projecten met mensen die door de arbeidsmarkt niet worden gezien wordt voedsel geproduceerd op een logische wijze. Op biologische wijze, ook al heeft men dit keurmerk niet. Daarmee ontstaat ook een gunstigste leefomgeving voor allerlei diertjes. Je accepteert dat je samenleeft met andere dieren. Je produceert en verkoopt je voedsel lokaal.

Buitensluiten van veel machinerie zorgt ervoor dat mensen moeten samenwerken. De sociale interactie wordt groter; zij leren weer om gaan met andere mensen. Ze leren over gezonde voeding en het bereiden en verwerken van voeding. Als je een goede maaltijd op tafel kunt zetten dan wordt het ook leuk om mensen uit te nodigen; je hebt een skill ontwikkeld waar je trots op kunt zijn. Op die manier probeert men binnen de projecten ook sociale inclusie middels voedselvaardigheden voor elkaar te krijgen. Dat gebeurt nu op verschillende plekken in Winterswijk en Harreveld.

Dyon ziet zichzelf als een kwartiermaker. Hij helpt de boel op te zetten, de netwerken te bouwen. En laat los wanneer het kan. Dat alles door de bril dat we een onderdeel zijn van het ecosysteem en dat we leven bij de gratie van het ecosysteem. Daar heb je eigenlijk wat in de Donut Economie de planetaire grenzen zijn. Voor het sociaal fundament moet je voldoende inkomen kunnen genereren om in je bestaan te voorzien en aan de andere kant moet je wel wat produceren om in die economische bandbreedte te blijven. Mooie voorbeelden hoe de Donut Economie functioneert.

In de maatschappij waarin we leven moet je al een flinke opleiding genoten hebben om mee te kunnen doen.
Je moet kunnen lezen en schrijven. We denken dat dat allemaal basisdingen zijn maar dat zijn technologieën die we tot ons genomen hebben en die ontwikkeld zijn. Het duurt lang, het duurt zomaar een paar jaar voor dat je leert lezen en schrijven. Als je daarin niet mee kan komen heb je al gauw een afstand tot wat als norm is benoemd om in je leven te kunnen voorzien.

Wij bieden positieve uitzonderingen voor mensen die een bepaald talent hebben waardoor zij kunnen compenseren voor de zaken die zijn niet hebben. In feite is dat bij iedereen zo. Lijdt het benoemen van het anders zijn tot betere resultaten behalve dan dat je weet dat je anders bent? Misschien moeten we juist benoemen waar talenten liggen.

Er is veel over nagedacht van wie de zee is.
Als je ervan uitgaat dat die van zichzelf is, zou je aan de zee moeten vragen of je er overheen mag varen. Dat is een beetje een gekke benadering omdat we niet gewend zijn om dat te doen. Je ziet het wel bij volkeren die wat meer geïntegreerd leven met de natuur, waar ze wel jagen maar waar ze heel goed weten tot hoever ze daarin kunnen gaan om een bepaald evenwicht met hun omgeving in stand te houden.

Er was altijd een hele spirituele relatie met de omgeving om te verklaren wat je allemaal overkomt en wat er gebeurt. De spiritualiteit zat ook in bepaalde omgangsnormen. Niet alleen tussen mensen maar ook met de omgeving waardoor die precaire balans die er is in je omgeving in stand blijft. Dat zijn wij wel behoorlijk kwijtgeraakt. Als het niet te meten is, bestaat het niet. Het is niet bewezen dus het is niet zo. Wij leven heel erg in ‘een meten is weten’ maatschappij. Zeker in het westen, waar overal technologie het leven beheerst, is meten = weten.
Maar hoe is het dan met de dingen die je niet kunt meten, zoals bv. verdriet of geluk?
Wij luisteren te weinig naar onze instincten. Meten beperkt zich vaak tot 1 verzuild onderwerp. De omgeving van ons menszijn wordt door een heel netwerk van factoren beïnvloed.

Doordat men meet op een bepaald onderwerp, komt nu naar voren dat stikstof een probleem is. We moeten die stikstof als crisis bezweren. Koolstof is ook een probleem, we moeten de koolstofcrisis bezweren. Het is goed dat men een schuldige kan aanwijzen want dan kun je er wat aan doen. Maar kijken we verder dan onze neus lang is, dan is het niet de stikstof of de koolstof die het probleem zijn. Het probleem is de leefwijze die wij ons aangemeten hebben, waarin we meer nemen dan dat we te geven hebben. De balans raakt verstoord op aarde. We hebben het over een klimaatcrisis die waarschijnlijk een biodiversiteitscrisis is.

We hebben de laatste 10.000 jaren de landbouw kunnen ontwikkelen en daardoor ook steden kunnen bouwen. Die steden bestaan bij de gratie van de landbouw omdat men niet meer rond hoefde te trekken om voedsel te zoeken. Dat heeft zich ontwikkeld en ontwikkeld en dat is een heel complex, ingenieus systeem geworden. Voedsel produceren, energie produceren en dat elders consumeren, in de stad. Vervolgens gingen de mensen in de stad andere dingen doen. We zijn als mensheid gaan over-consumeren.

Er is sprake van een stad en land paradox.
In die steden wonen mensen die moeten eten en die energie nodig hebben. De stad is groter geworden omdat het land in voeding en energie (brandhout, turf) kon voorzien. De directe relatie met de omgeving is verdwenen waardoor wij in een stad wonen wat een soort luilekkerland is omdat altijd van alles beschikbaar is via supermarkten, kledingwinkels enz. We kennen geen tekorten meer sinds de jaren 60. Er is geen besef meer van seizoenen, je kan in februari aardbeien eten.
Terwijl wij in de stad in een luilekkerland wonen zijn de mensen die in het buitengebied voedsel produceren in een soort wereldwijde prijzenoorlog verzeild geraakt waar voedsel produceren voor de wereldmarkt de norm is geworden.
70% van de wereldbevolking wordt gevoed door kleine boerderijtjes die juist nog wel die relatie tussen stad en land hebben en niet in zo’n log economisch en logistiek systeem verwikkeld zijn. We hebben een groot probleem op landbouw niveau maar dat gaat maar over 30% van de voedselproductie op wereldniveau. Het is toch eigenlijk gek dat we in NL zitten met een stad-land paradox die niet meer een relatie hebben tot elkaar. Eigenlijk hebben we nu een stad-wereldmarkt paradox.
Dat verandert als je kunt inzetten op lokale voedselproductie door familiebedrijven. De meesten hebben hier tussen 20 en 80 ha grond tot hun beschikking. Stel we gaan weer voedsel produceren voor de eigen omgeving en we gaan dat economisch maar ook logistiek faciliteren, dat jij die boer die jouw voedsel produceert kent; dan kijk je er heel anders tegenaan, dan ga je anders mee om. Als jij dan ook nog eens beste klant bent van die boer, dan kun je ook nog wat vinden van zijn productiemethodes. Nu produceert die boer voor de wereldeconomie heel anoniem en moet hij gewoon zoveel kg melk leveren anders verliest hij zijn bonus. Hij krijgt er een paar plusjes bij als hij een houtwalletje aanplant.

Het is onderdeel van de gedachte dat je dus samenhang op sociaal niveau creëert en daarmee ook de relatie met de stad, land en buitengebied benadrukt. Hierdoor gaan mensen in de stad anders kijken naar wat er op het platteland gebeurt en ook dat de plattelander anders kijkt naar de wensen vanuit de klanten: de mensen in de stad. Een soort inter-afhankelijkheid op de menselijke schaal is heel positief voor een goede relatie met elkaar én met je omgeving.

Je kan niet terug naar vroeger, je moet in dit geval vooruit naar vroeger.
Je moet vooruit van een bestaande situatie naar een situatie die je op dat moment beter lijkt. Regionale producten passen veel beter bij ons systeem, onze vertering, dan die producten die we van ver halen. Als het gaat over gezondheid dan is voeding de eerste bescherming die je krijgt tegen allerlei kwalen. Moderne ondervoeding – je kan moddervet zijn maar toch ondervoed zijn. We kunnen een heleboel slechte dingen eten en een vol gevoel hebben maar ons lichaam van alle kanten tekortdoen.

Dyon ziet, als het gaat over agro-ecologische ontwikkelingen, en ook op sociaal gebied, dat er in de bubbel waarin hij leeft, steeds meer mensen op een andere manier naar hun omgeving kijken. Dat het wereldbeeld van ‘de mens boven alles’ een beetje losgelaten wordt en het besef groeit dat we onderdeel zijn van het systeem. Dat we, om ons zelf te kunnen handhaven op deze planeet, op een andere manier moeten omgaan met onze planeet en niet alleen als grondstoffen bron maar als leefwereld.